Het Keizerskanaal is met 1.776 km het langste kanaal ter wereld en loopt van Beijing via Tianjin en de provincies Hebei, Shandong, Jiangsu en Zhejiang naar de stad Hangzhou. Om ervoor te zorgen dat dit cultureel erfgoed bewaard blijf voor toekomstige generaties werd het Keizerskanaal op 22 juni 2014 op de Werelderfgoedlijst geplaatst.
De oudste delen van het kanaal werden al in de vijfde eeuw voor Christus aangelegd, maar pas tussen 604 tot 609 na Christus werd de toenmalige hoofdstad Luoyang door het kanaal verbonden met Yangzhou, Hangzhou en Beijing. Het Keizerskanaal verbond zo de Gele Rivier met de Yangtze-rivier, waardoor graan en soldaten uit het zuiden sneller naar de politieke en militaire centra in Noord-China vervoerd kon worden.
Af en toe raakte het Keizerskanaal in verval, bijvoorbeeld door grote overstromingen van de Gele Rivier. Ook werden in oorlogstijd de hoge dijken van de Gele Rivier soms doorgestoken om oprukkende vijandelijke troepen tegen te houden. Maar de waterwerken werden altijd zo snel mogelijk hersteld, omdat het Keizerskanaal cruciaal was voor de binnenlandse economie. Door hun ligging aan het kanaal konden steden als Yangzhou, Kaifeng en Suzhou zich bijvoorbeeld ontwikkelen tot rijke handelssteden. Ook in het reisverslag van Marco Polo wordt verteld over de bloeiende handel langs het Keizerskanaal, met zijn fraaie boogbruggen en grote pakhuizen.
Tot op de dag van vandaag maken binnenvaartschepen ten zuiden van de Gele Rivier nog steeds intensief gebruik van het kanaal, voornamelijk voor het vervoer van bulkgoederen zoals bakstenen, grind, zand, diesel en kolen. In het moderne China wordt het kanaal na de aanleg van snelwegen en spoorwegen echter niet vaak meer gebruikt voor personenvervoer.